-
1 een eigen huis hebben
een eigen huis hebben -
2 heel wat in huis hebben
heel wat in huis hebben -
3 iets in huis hebben
iets in huis hebben -
4 een drukke praktijk aan huis hebben
een drukke praktijk aan huis hebbenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een drukke praktijk aan huis hebben
-
5 een eigen huis hebben
een eigen huis hebbenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een eigen huis hebben
-
6 een optie op een huis hebben
een optie op een huis hebbenhave an option on/have (the) first refusal of a houseVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een optie op een huis hebben
-
7 heel wat in huis hebben
heel wat in huis hebbenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > heel wat in huis hebben
-
8 iemand in huis hebben/nemen
iemand in huis hebben/nemenhave a/take in a lodgerVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iemand in huis hebben/nemen
-
9 niets in huis hebben
niets in huis hebbenhave no food/drinks in the houseVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > niets in huis hebben
-
10 huis
1 [gebouw (als woning)] house2 [huisgezin] home3 [(vorstelijk) geslacht] House♦voorbeelden:huis en haard • hearth and homehet huis des Heren • the house of Godhet huis alleen hebben • have the house to oneselfeen eigen huis hebben • own one's own houseopen huis houden • have an open Bday/ Ahouseeen uitverkocht huis • a full houseeen huis vol hebben • have a housefulhij doet in/bezit huizen • he deals in/owns propertyhet ouderlijk huis verlaten, uit huis gaan • leave homehuis aan huis (verkopen) • (sell) door-to-dooraan huis gebonden • housebound, tied to one's housebezorging aan huis • home deliverydicht bij huis • near homeeen huis in een rij • a Bterraced/ Arow househuis in de stad • town houseiemand in huis hebben/nemen • have a/take in a lodgerin huis is het veel warmer • it's much warmer insidepantoffels voor in huis • slippers for indoorsniets in huis hebben • have no food/drinks in the houseik ga/moet naar huis • I'm off, I must be getting back/homemee naar huis nemen • take homenaar huis sturen • send home; 〈 arbeiders ook〉 lay off; 〈 patiënten〉 discharge; 〈 soldaten〉 demobilizeeen meisje naar huis brengen • see/take/walk a girl homeiemand uit zijn huis zetten • turn someone out (of his house)nu de kinderen het huis uit zijn • now that the children have all lefteen huis van drie verdiepingen • a three-storeyed houseik kom van huis • I have come from homedan zijn we nog verder van huis • 〈 figuurlijk〉 then we will be even worse off, that's not going to get us anywheretuin vóór het huis • front gardeneen tweede huis • a second homeLauriergracht 78 huis • Bground floor flat/Afirst-floor apartment, 78 Lauriergracht〈 figuurlijk〉 van huis uit • originally, by birthvan huis weglopen • run away from homehet Koninklijk huis • the Royal Family -
11 huis
♦voorbeelden:huis noch haard hebben • n'avoir ni feu ni lieuhet huis des Heren • la maison du Seigneurhet huis alleen hebben • être seul à la maisoneen eigen huis hebben • être propriétaire d'une maisonvan goeden huize komen • 〈 van goede familie〉 être de bonne famille; 〈 figuurlijk, van personen〉 ±s'y connaîtrehet Koninklijk Huis • la Maison royaleopen huis houden • organiser une journée portes ouvertesmen zou huizen op hem bouwen • on lui donnerait le bon Dieu sans confession〈 figuurlijk〉 zijn eigen huis opeten • devoir mon capital avant de pouvoir faire appel à l'aide socialeiemand het huis uittrappen • ficher qn. dehorsiemand het huis uitzetten • mettre qn. à la portehuis aan huis verkopen • faire du porte à porteaan huis bezorgen • livrer à domicileeen huis in een rij • une maison mitoyenneiets in huis hebben • avoir des provisionsheel wat in huis hebben • avoir beaucoup de capacitésik ga naar huis • je rentre (chez moi)het is niet om over naar huis te schrijven • ça ne casse riennaar huis schrijven • écrire à sa familleeen huis van drie verdiepingen • une maison à trois étagesik kom van huis • je viens de chez moieen tweede huis • une résidence secondairedat staat zo vast als een huis • cela ne fait aucun doute→ link=kind kind -
12 huis noch haard hebben
huis noch haard hebben -
13 het huis alleen hebben
het huis alleen hebben -
14 een huis vol hebben
een huis vol hebbenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > een huis vol hebben
-
15 het huis alleen hebben
het huis alleen hebbenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > het huis alleen hebben
-
16 zij hebben hun huis laten inrichten
zij hebben hun huis laten inrichtenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > zij hebben hun huis laten inrichten
-
17 have
n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft--------v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzakenhave1[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters————————have2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat15 vrijen/slapen met♦voorbeelden:you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wilhe has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugenhave mercy on us • heb medelijden met onsI've got no time • ik heb geen tijdyou have my word • je hebt mijn woord, mijn woord eropI've got it • ik heb het, ik weet het (weer)you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat inhe wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?have something about/on one • iets bij zich hebbenwhat does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?2 the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukkenmay I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafeniswe've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgenhave a cigarette • een sigaret nemen/rokenhave a good time • het naar zijn zin hebbenyou have it badly • je hebt het lelijk te pakkenlet's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggenhave a discussion • discussiëren, een discussie hebbenhave a try • (het) proberenhave a walk • een wandeling makenI won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegtI'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet overhe's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doenhave a tooth out • een tand laten trekken12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lietenhave someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigenwe are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werkhave someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennenhave it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)as the Bible has it • zoals het in de bijbel staatrumour has it that … • het gerucht gaat dat …have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan gevenhave it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemandhave it in for someone • de pik hebben op iemandhave it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemandhave something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebbenyou have nothing on me • je kunt me niks makenhave nothing on • niet kunnen tippen aanhave something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op→ have on have on/III 〈 hulpwerkwoord〉2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn♦voorbeelden:he has died • hij is gestorven2 had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebbenI had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergatI'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan -
18 have (the) first refusal of a house
have (the) first refusal of a houseEnglish-Dutch dictionary > have (the) first refusal of a house
-
19 refusal
-
20 houden
1 [behouden] keep2 [vast-, tegenhouden] hold3 [niet laten vallen] hold4 [tot zijn gebruik, genoegen in huis hebben; ook met betrekking tot personeel] keep5 [niet opgeven, niet verlaten] hold, keep7 [in een (toe)stand laten blijven] keep11 [+ voor] [achten] take to be ⇒ consider to be/as♦voorbeelden:1 zijn geur/kleur/smaak houden • keep its aroma/colour/tasteje mag het houden • you can keep/have itiets voor zichzelf houden • keep something for oneselfhij was niet te houden • there was no stopping himer was geen houden meer aan • it could no longer be stopped4 kippen/duiven houden • keep hens/pigeonsvreemde ideeën/gewoonten erop na houden • have funny ideas/habitswat voor politieke ideeën houdt hij erop na? • what are his political ideas?rechts houden • keep (to the) rightde blik op iets gericht houden • keep looking at somethinglaten we het gezellig houden • let's keep it/things niceik zal het kort houden • I'll keep it shortde prijzen laag houden • keep prices down/lowlaten we het netjes houden • let's keep it cleaniemand eronder houden • keep someone downhij kan er niets in houden • he can't keep anything downiemand aan het werk/aan de praat houden • keep someone busy/talkingergens een lucifer bij houden • put a match to somethinghij kon er zijn gedachten niet bij houden • he couldn't keep his mind on itiets tegen het licht houden • hold something up to the lightiemand tegen zich aan houden • clasp someone to oneselfiemand van zijn werk houden • keep someone from his/her workhou je commentaar maar vóór je • keep your remarks to yourselftwee mensen/zaken niet uit elkaar kunnen houden • not be able to tell two people/things apartik kon hun namen niet uit elkaar houden • I kept getting their names mixed uporde houden • keep order9 een lezing houden • give/deliver a lectureuitverkoop houden • hold/have a sale10 (een) café/winkel houden • keep/run a café/shopiets voor gezien houden • leave it at that, call it a dayiemand voor zijn broer houden • mistake someone for his brotherwaar hou je me voor? • what do you take me for?ik hou het niet meer • I can't take/stand it any moreik hou(d) het erop dat hij onschuldig is • I consider him (to be) innocenthet bij frisdrank houden • stick to soft drinkshet met iemand houden • 〈 onder één hoedje spelen〉 be in with someone; 〈 met betrekking tot seksuele relatie〉 be carrying on with someonewe houden het op de 15e • let's make it the 15th, thenik hou het op Ajax • I'm backing Ajax1 [+ van] [liefhebben] love4 [het niet begeven] hold♦voorbeelden:veel van iemand houden • love someone a lot/very muchvan iemand gaan houden • fall in love with someone2 niet van dansen/cognac houden • not like dancing/cognachij houdt wel van een grapje • he likes a bit of jokezij houdt niet van dat soort grapjes • she doesn't like those kinds of jokeshij houdt niet zo van feestjes/toespraken • he's not (much of a) one for parties/speechesik hou meer van bier dan van wijn • I prefer beer to winedie knoop houdt niet • that knot won't holdde verf houdt niet • the paint won't stick/is peelingIII 〈wederkerend werkwoord; zich houden〉1 [+ aan] [niet afwijken van] keep to 〈 regels, dieet, verdrag, termijn, programma, afspraak〉; adhere to 〈 overeenkomst, instructies〉; abide by 〈 beslissing, vonnis〉; comply with, observe 〈 regels, voorwaarden, regel van de wet〉2 [blijven] keep3 [schijn aannemen] pretend to be♦voorbeelden:2 zich goed houden • 〈 niet lachen〉 keep a straight face; 〈 zich niet door emoties laten overmannen〉 bear up wellhij kon zich niet goed houden • he couldn't help laughing/cryingik zou me er maar buiten houden • I'd keep out of it (if I were you)hou je erbuiten! • (you) keep out of it!3 zich dom/slapend houden • pretend to be deaf/asleep¶ hij wist niet hoe hij zich moest houden • he didn't know what to do/how to behave
См. также в других словарях:
Dutch grammar — series Dutch grammar Dutch verbs Dutch conjugation t kofschip T rules Dutch nouns Dutch declension Gender in Dutch grammar Dutch orthography Dutch dictionary IJ Dutch phonology … Wikipedia
Bauer (der) — 1. Armer Bauern Kälber und reicher Herren Töchter werden nicht alt. – Kirchhofer, 347. 2. Auch der Bauer isst nicht ungesalzen. Was ihm indess von seinem Schulzen, Landrath oder Pfarrer vorgepredigt wird, ist in der Regel nicht mit attischem… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Latein — 1. De dat Latîn nig versteit, de late et ungebrüdet (ungehudelt, ungeneckt). – Richey, 25; Schütze, I, 158; hochdeutsch bei Pistor., VI, 89; Simrock, 6208; Körte, 3705; Braun, I, 2172. 2. Es redet mancher viel Latein und es ist doch nicht Gottes… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Holländische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländisch-Flämische Sprache — Niederländisch Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur mundartlich in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische Klassifikation … Deutsch Wikipedia
Niederländische Sprache — Niederländisch (Nederlands) Gesprochen in Siehe unter „Offizieller Status“, des Weiteren in Indonesien und nur dialektal in Frankreich (Nord Pas de Calais) und Deutschland (Nördlicher Niederrhein). Sprecher ca. 26 Millionen Linguistische… … Deutsch Wikipedia
Grammaire néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 Het ou … Wikipédia en Français
Grammaire Néerlandaise — le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Grammaire neerlandaise — Grammaire néerlandaise le contexte de l article peut être trouvé dans les articles suivants : Grammaire et Néerlandais. Sommaire 1 Morphologie 1.1 Le déterminant 1.2 L article 1.2.1 … Wikipédia en Français
Ding — 1. Acht Dinge bringen in die Wirthschaft Weh: Theater, Putzsucht, Ball und Thee, Cigarren, Pfeife, Bierglas und Kaffee. 2. Acht Dinge haben von Natur Feindschaft gegeneinander: der Bauer und der Wolf, Katze und Maus, Habicht und Taube, Storch und … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Frau — 1. Alle Frauen sind Eva s Tochter. Dän.: Alle mandfolk ere Adams sönner og quindfolk Evæ døttre. (Prov. dan., 6.) 2. Alle Frauen sind gut. Die Engländer fügen boshaft hinzu: zu etwas oder nichts. (Reinsberg I, 59.) 3. Alte Frau – Liebe lau. In… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon